Avond.
Ik zat net neer om een tekstje te schrijven, een vrolijke anekdote.
Eén over blote borsten en moederdag.
En over waarom ik -bovenlijf ontbloot- in een gesloten kast zat na mijn bad.
Naast mijn toekomstig cadeau überhaupt.
Erbuiten gillende kinderen, klaar met tellen tot tien.
Ik was weg en werd niet gezien, maar best.
Peuters/ kleuters. Het doet wat met een mens.
Toen sloeg de babyfoon alarm.
Niet zomaar een alarm, want dat doen die dingen wel vaker natuurlijk, maar een alarm-alarm.
Een peutergil weerklonk, zo één waarvan je op slag weet dat er stront aan de knikker is.
Geen nachtmerrietje, geen pijn. Maar een noodkreet.
Red mij! Red mij!
En dan weet ik het al meteen...twee opties. Of er zit er een hond in die kamer, of het kind heeft gekotst.
Ons huis heeft deuren en hier leven geen dieren, dus optie één was jammer genoeg bij voorbaat uitgesloten.
Spijtig. Optie één ligt mij meer.
Kots dus.
In bed.
Van het plakkerige soort.
En ik zat nu net eens neer.
Ik stond op.
Matijs en ik hebben nochtans een stilzwijgende overeenkomst: ik de kak, hij de kots.
Maar Matijs lag zelf uitgeteld in de zetel te snurken. Dan heb je aan zo een overeenkomst niets.
Zucht.
Geef mij al de kak van de wereld, ik kan dat aan. Het mag zelfs aan mijn handen kleven.
Maar ga ik op 3 meter van een plas kots staan, dan komt het kokhalzen al op.
Overgaan op mommy-mode dan maar, er is een kind in nood.
Dus voor je het weet pluk je een vies varken uit zijn nest, pelt de klevende kleren van zijn trillend lijf en ontmantelt het besmeurde bed tot op de matrasbekleding toe.
Pauzes nemend, inademing beheersend, bijna overstag gaand.
En eens de grootste schade beperkt, het kind gemediceerd en gekalmeerd, trof ik mezelf aan in de meest maffe situatie.
Eén die niet haakser kon staan op de anekdote die ik kort voordien nog in mijn hoofd had.
Donker buiten, ijskoud.
Bijna middernacht, kokhalzend in de tuin.
Voorovergebogen.
Rillend, in iets wat met moeite een pyjama kan genoemd worden en klaarblijkelijk niet beteugelde wat het diende te beteugelen.
Lakens vol plakkerige smurrie en een emmer water.
En nog één, en nog één.
Pauze, emmer, kokhals.
Emmer, kokhals, pauze.
Toen ging er mij een licht op.
'Zie mij hier weer staan!'
'Ik moet dringend mijn beha wat vaker aanhouden.
Ik schijn vatbaarder te zijn voor maffe scenario's met de borsten ontbloot.'
Ik werkte de klus met veel moeite af en besloot mijn leven te beteren.
Die nacht sliep ik in een aansluitende tanktop.
Alles verliep verder goed.
Voetnoot: tijdens het schrijven van deze tekst droeg de auteur een normale beha.
Zij schreef ongestoord van het begin tot het einde.
Quod erat demonstrandum!
7 opmerkingen:
Dat kokhalzen, Goh, onlangs Hadden we Chili gegeten en om klokslag middernacht werd Gaëtan al kotsend wakker. Dat is een ganse rol keukenrol. Vuilniszak en plastieken handschoenen. Ramen open, kokhalzen en ruimen maar, brrrrr
Bah.
Tijdje geen chili eten zeker?!
ik prijs me nog elke dag gelukkig dat ik, hout vasthouden, geen kotsende kinders heb. In de jaar moederschap kotste er nog maar eentje 1 keertje. Ik kan daar ook nie tegen! Tegen kak ook niet zo eigenlijk, ma je, mommy-modus eh, op zo een moment!
Oh horror, ik kan ook écht niet tegen kots. Het gedacht alleen al...
*Hout vasthouden* gelukkig hier nog geen enkele keer zo'n scenario voorgehad. Patatje heeft een stevige maag, peins ik.
En zo'n aansluitende tanktop is onderdaad ideaal om de boel wat deftig bij elkaar te houden op casual momenten :)
Komt me bekend voor, ik kan ook niet tegen kots. En met 3 kinderen in huis kan dat al wel eens gebeuren he :-)
Ik hoor het, ik ben niet de enige slappeling.
De geur, het zicht...
Bweerk! (Daar gaan we al bijna weer.)
hihi troost u, ik heb meerdere anekdotes die beginnen met: "ik stond eens in mijn onderbroek" ;)
Een reactie posten